Vooroordelen en halve waarheden over werken met mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt

Naar mijn mening bestaan binnen ondernemend Nederland en uitvoerende instanties (te) veel vooroordelen en gaan er halve waarheden de ronde over mogelijkheden en rendement om laaggeschoolde (semi) structurele arbeid door medewerkers van sociale werkbedrijven te laten verrichten. De financiële bijdrage zou niet, of in onvoldoende mate, passen binnen het verdienmodel van ondernemers. Tevens zou potentie, competentie, kwantiteit, prestatieniveau en intrinsieke motivatie van de in te zetten doelgroep ontoereikend zijn. Ook zou er sprake zijn van onbalans tussen opbrengst, zorg en begeleiding. Ik roep alle ondernemers en uitvoerende instanties in Brabant op om ‘vooroordelen en halve waarheden’ kritisch en objectief te wegen en om te buigen naar feiten en feitelijke kansen.

Als accountmanager spreek ik veel ondernemers. Dat heeft me in de loop der jaren veel inzicht gegeven in hoe werkgevers, die geen ervaring hebben met het werken met mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt, denken. Voor een deel zullen dit ondernemers zijn die gewoon geen zin hebben in werken met deze doelgroep en op zoek zijn naar argumenten om het gesprek niet aan te gaan. Voor deze groep is dit blog niet bedoeld. Ik richt mij tot die ondernemers die wel belangstelling hebben voor werken met mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt uit maatschappelijke of zakelijke overwegingen maar een onjuist beeld hebben van de mogelijkheden. Voor hen zet ik de vier belangrijkste argumenten tegen werken met deze groep op een rij en leg ik uit waarom deze naar mijn mening niet kloppen.

Financiële bijdrage

Het argument dat onze medewerkers niet passen binnen het verdienmodel van een commerciële onderneming is misschien wel het meest gehoorde argument. De restwaarde van de arbeid zou niet in verhouding staan tot de opbrengst. In de praktijk zou dan de inschatting van de arbeidsproductiviteit onjuist zijn doordat er te veel tijd en inspanning moet worden verricht om het productieve deel te benutten.

Feit is dat wij als sociaal werkbedrijf volledig transparant zijn over de loonwaarde van toekomstige medewerkers. Tevens wordt in de nabije toekomst een objectieve en onafhankelijke loonwaardemeeting geïntroduceerd. Daarnaast kunnen wij de inzet van begeleiding uiteraard afstemmen op de specifieke wensen van een bedrijf. Wat daar wel voor nodig is, is dat ondernemer en sociaal werkbedrijf het gesprek met elkaar aangaan, de inzet van beide partijen is in deze onontbeerlijk. Neemt niet weg dat het financiële argument uiteindelijk nooit het knelpunt hoeft te zijn. Uiteindelijk behoort ook een kostenloze plaatsing voor bepaalde tijd tot de mogelijkheid zodat wij kunnen laten zien dat werken met mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt financieel aantrekkelijk is.

Motivatie en kwaliteiten

Ook dit is een argument dat ik regelmatig hoor. Mensen zouden vaak ziek zijn, te laat komen of om andere redenen niet goed functioneren. Met name werkgevers en relaties van ondernemers die ooit eens korte tijd hebben gewerkt met één kandidaat en daarmee negatieve ervaringen hebben, volgen deze denktrend. En hier kan ik me ook wel wat bij voorstellen. Het is immers moeilijk om opnieuw te investeren in iets wat niet goed ging. Tegelijkertijd is het niet reëel om te stellen dat één steekproef representatief te noemen is. Hierbij is het mijn ervaring dat cultuur, bedrijfspolitiek en individuele meningen (te) vaak een rol spelen, en niet zozeer het functioneren van de medewerker met een afstand tot de arbeidsmarkt, bij werkplekken waar men weinig ervaring heeft met mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt.

Het is mijn ervaring dat het overgrote deel van de doelgroep goed functioneert. Bedrijven met veel ervaring met het werken met mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt zijn vrijwel altijd erg tevreden. Ik durf zonder meer te schrijven dat als wij samen met een ondernemer een profielschets maken, wij een goede kandidaat vinden met een grote kans van slagen, misschien nog wel groter dan bij regulier personeel.

Tegelijkertijd wordt daar door WSD veel effort in gestopt. Werken met mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt vraagt om extra aandacht. Dat is de core business van WSD, ondernemers hebben daar geen last van! Wel is de ondernemer sparringpartner. Dat doen wij in nauw overleg met de werkgever. Het gaat om maatwerk, om de specifieke wensen van het bedrijf waar onze medewerker gaat werken. En daar zijn geen extra kosten aan verbonden. Het gaat er om dat we samen op zoek gaan naar een verdienmodel dat het de ondernemer minimaal niets extra kost en haalbaar is voor WSD.

Begeleiding

Het derde argument gaat over te weinig of te veel begeleiding op de werkvloer. Bij sommige bedrijven, en dan met name onder werknemers van de bedrijven waar mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt werken, leeft de indruk dat er te pas en te onpas ‘sturende’ en coachende medewerkers van sociale werkbedrijven komen en gaan en dat er om de haverklap met uitvoerende doelgroepmedewerkers vergaderd wordt. Bij anderen leeft juist het idee dat doelgroepmedewerkers onvoldoende begeleid worden en gewoon maar los worden gelaten op de werkvloer.

Ook hier is mijn ervaring echt anders: de bedrijven die langere tijd met mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt werken zijn erg tevreden over de begeleiding en zorg vanuit WSD. Wij hebben in de loop der jaren echt enorm veel expertise opgebouwd en weten wat er nodig is om iemand op een arbeidsplaats te laten functioneren. Daarnaast luisteren wij naar werkgevers. De begeleiding moet niet alleen passend zijn voor de medewerker met een beperking maar ook voor de ondernemer. Wij gaan daarom de dialoog aan om samen met ondernemers eventuele problemen op te lossen. Het idee dat wij de waarheid in pacht hebben en beter weten hoe iemand in een bedrijf moet functioneren dan de ondernemer zelf, is niet meer van deze tijd.

Kostenreductie

Een vierde argument, dat ik niet eerder noemde, gaat over de sw-branche. Volgens veel ondernemers wordt de branche overdreven gesubsidieerd. Belastinggeld, ten behoeve van het aanwenden van de capaciteiten van mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt, dient in sterk verhoogde mate efficiënter ingezet te worden voor ondernemend Brabant en om werkgelegenheid te scheppen voor de doelgroep.

Dit is mijn inziens een reëel maar tevens ook achterhaald argument. Met de komst van de Participatiewet is de tijd van een riante subsidiestroom vanuit de Rijksoverheid naar sw-bedrijven definitief voorbij. Dit zal veel sw-bedrijven dwingen om hun bedrijfsvoering significant aan te passen. Bij WSD zijn wij hier overigens al een aantal jaren mee bezig. Een goed voorbeeld is de energie die wij hebben gestoken in Lean, het reduceren van verspilling binnen de organisatie. Hierdoor hebben wij een enorme efficiensyslag gemaakt. Daarnaast betekent de Participatiewet dat sociale werkbedrijven voor een belangrijk deel afhankelijk zijn van het genereren van inkomen op de markt. Daarom staat de vraag van de werkgever steeds meer centraal en is de ontwikkeling van medewerkers met een afstand tot de arbeidsmarkt volledig gericht op het toeleiden naar de marktvraag.

De Participatiewet betekent voor de branche een enorme drive om efficiënter te gaan werken. Sommige sociale werkbedrijven zullen zich kunnen aanpassen en vervolgens voortbestaan onder de Participatiewet. Anderen zullen dit niet kunnen. Een ding is echter zeker: de subsidiestromen uit het verleden bestaan niet meer.

Meerwaarde

In het voorafgaande heb ik aangegeven waarom mijns inziens een aantal vaak gehanteerde vooroordelen tegen het werken met mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt niet kloppen. Tegelijkertijd is er aan de andere kant veel te zeggen voor het werken met deze groep, zowel uit economische overwegingen als uit overtuiging.

Om te beginnen met het rationele argument: werken met mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt maakt het mogelijk om bedrijfsprocessen beter in te richten. Door het eenvoudigere werk te bundelen en te laten verrichten door de doelgroep wordt er tijd vrijgemaakt bij hoger opgeleid personeel om zich te focussen op kerntaken. Denk bijvoorbeeld aan operators binnen een onderneming, ten behoeve van bijvoorbeeld het in-/afstellen en de bediening van equipement, die alléén deze relatief dure en vakbekwame handelingen verrichten en hierdoor hun competenties ten volle benutten. Alle ‘randactiviteiten en/of eenvoudige bediening van equipement’ laat u uitvoeren door relatief goedkopere arbeidskrachten zoals de betreffende doelgroep. Hierdoor is een forse reductie van loonkosten haalbaar en worden arbeidskrachten naar competenties efficiënt en effectief ingezet binnen een onderneming.

Naast de ratio is er nog een ander argument: het werken met mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt geeft voldoening. Deze groep brengt naast af en toe een uitdaging een enorme lading positiviteit mee die uitstraalt op organisatie en ondernemer. Daarnaast helpt werken met mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt bij het invullen van MVO-doelstellingen. In een wereld waarin duurzaamheid steeds belangrijker wordt kan duurzaam omgaan met mensen, ook die aan de onderkant van de arbeidsmarkt, niet achterblijven. Door mensen een kans te geven draag je bij aan maatschappelijk verantwoordelijk ondernemen.

Daarnaast wordt bij de gunning van opdrachten, uitgezet door de overheid, menig multinational en MVO people gerichte onderneming, steeds vaker verstrekt ten gunste van aanbieders met een sterk MVO people moraal. Dit zal in de nabije toekomst steeds vaker gaan gebeuren en zelfs als een voorwaarde gesteld (gaan) worden.

Wanneer ondernemers in/door de praktijk enerzijds ervaren dat het werken met betreffende doelgroep een positief effect genereert door hun financiële bijdrage en anderzijds de toekomstige krapte op de arbeidsmarkt hen parten gaat spelen, zullen argumenten steeds objectiever worden.

Plaats een reactie

Naam
E-mailadres
Persoonlijk bericht *

Deel dit artikel